Skip to main content

Abstract

Voedingsepidemiologie is het onderzoek naar voedingsdeterminanten van ziekten en gezondheid in menselijke populaties. Het kan inzicht verschaffen in de mogelijke oorzaken van belangrijke bedreigingen voor de volksgezondheid en in de preventie daarvan.

Het doel van voedingsepidemiologie is het duidelijk in kaart brengen van de voedselconsumptie, de nutriënteninneming en de voedingsstatus van een populatie, het genereren van nieuwe hypothesen over voeding en ziekten, het testen van reeds bestaande hypothesen en het vaststellen van de sterkte en de richting van bepaalde associaties tussen voeding en ziekten. Uiteindelijk is de hoofddoelstelling van de voedingsepidemiologie een bij-drage leveren aan de preventie van ziekten en de verbetering van de volksgezondheid.

This is a preview of subscription content, log in via an institution to check access.

Access this chapter

Chapter
USD 29.95
Price excludes VAT (USA)
  • Available as PDF
  • Read on any device
  • Instant download
  • Own it forever
eBook
USD 49.99
Price excludes VAT (USA)
  • Available as EPUB and PDF
  • Read on any device
  • Instant download
  • Own it forever

Tax calculation will be finalised at checkout

Purchases are for personal use only

Institutional subscriptions

Literatuur

  • Ahlbom A, Norell S. Introduction to Modern Epidemiology. Newton Lower Falls, MA: Epidemiology Resources Inc., 1984.

    Google Scholar 

  • Beaglehole R, Bonita R, Kjellström T. Basic Epidemiology. Geneva: World Health Organisation, 1993.

    Google Scholar 

  • Lilienfeld DE, Stolley PD. Foundations of Epidemiology, 3rd ed. Oxford: Oxford University Press, 1994.

    Google Scholar 

  • Margetts BM, Nelson M, editors. Design Concept in Nutritional Epidemiology. Oxford: Oxford University Press, 1989.

    Google Scholar 

  • Moher D, Schulz KF, Altman D, for the CONSORT Group. The CONSORT statement: revised recommendations for improving the quality of reports of parallel-group randomized trials. JAMA 2001; 285: 1987-1991.

    Google Scholar 

  • Moher D, Cook DJ, Eastwood S, Olkin I, Rennie D, Stroup DF, for the QUORUM Group. Improving the quality of reports of meta-analyses of randomized controlled trials: the QUOROM statement. The Lancet 1999; 354: 1896-1900.

    Google Scholar 

  • Stroup DF, Berlin JA, Morton SC, Olkin I, Williamson GD, Rennie D, Moher D, Becker BJ, Sipe TA, Thacker SB, for the meta-analysis of observational studies in epidemiology (MOOSE) group. Meta-analysis of observational studies in epidemiology – A proposal for reporting. JAMA 2000; 283: 2008-2012.

    Google Scholar 

  • Van Elm E, Altman DG, Egger M, Pocock SJ, Gøtzsche PCC, Vandenbroucke JP, for the STROBE initiative. The strengthening the Reporting of Observational Studies in Epidemiology (STROBE) statement: guidelines for reporting observational studies. The Lancet 2007; 370: 1453-1457.

    Google Scholar 

  • World Cancer Research Fund / American Institute for Cancer Research. Food, Nutrition, Physical Activity and the Prevention of Cancer, a Global Perspective. Washington DC: AICR, 2007.

    Google Scholar 

Download references

Author information

Authors and Affiliations

Authors

Bijlage

Bijlage

Verklarende woordenlijst

Associatie(maat) In epidemiologisch onderzoek worden ziektefrequenties vergeleken tussen blootgestelde en niet-blootgestelde groepen, waarbij het gaat om het vinden van een associatie tussen de blootstelling en de desbetreffende ziekte. De richting en de sterkte van zo"n associatie worden uitgedrukt met behulp van associatiematen, zoals het relatieve risico, de odds-ratio en het attributieve risico. Dit zijn maten die in feite zijn samengesteld uit schattingen van een ziektefrequentiemaat bij twee verschillende groepen.

At random Willekeurig, door middel van het lot.

Attributief risico Het verschil in incidentie tussen de blootgestelde en niet-blootgestelde groep.

Bias Een systematische fout die resulteert in over- of onderschatting van de sterkte van de aanwezige associatie.

Bronpopulatie Populatie waaruit de proefpersonen afkomstig zijn. De proefpersonen kunnen beschouwd worden als representatief voor de populatie waaruit ze afkomstig zijn.

Causaliteit De aanwezigheid van een oorzakelijk verband. De blootstelling moet in elk geval voorafgaan aan het optreden van de ziekte om te kunnen spreken van een causale associatie.

Cohort Een groep mensen die gevolgd wordt in de tijd en bij wie het al dan niet optreden van bepaalde ziekten wordt gerelateerd aan de blootstelling aan bepaalde risicofactoren.

Compliance De mate waarin proefpersonen trouw zijn aan een bepaalde therapie of behandeling in een interventieonderzoek.

Confounding Een fout (bias) die ontstaat wanneer het effect van de blootstelling vermengd is met het effect van een andere variabele en men het gezamenlijke effect ten onrechte toeschrijft aan de blootstelling. Door de aanwezigheid van confounding kan er bijvoorbeeld een associatie gevonden worden die in werkelijkheid niet bestaat.

Differentiële fout Een fout die niet even groot is in de te vergelijken onderzoeksgroepen.

Drop-out Het uitvallen van deelnemers aan een interventie-onderzoek. In een cohortonderzoek spreekt men doorgaans van ‘loss-to-follow-up’.

Dubbelblind Zowel de onderzoeker als de proefpersoon weten niet aan welke behandelgroep de proefpersoon is toegewezen.

Dwarsdoorsnedeonderzoek Een onderzoek waarbij blootstellingen en ziekten op hetzelfde tijdstip worden gemeten. Een survey valt ook onder het dwarsdoorsnedeonderzoek.

Ecologisch onderzoek Een evaluatie van associaties aan de hand van groepsgegevens die veelal routinematig voor andere doeleinden zijn vergaard.

Etiologie Het geheel van oorzaken van een ziekte.

Experimenteel onderzoek Onderzoek waarbij een bepaalde blootstelling of behandeling willekeurig aan proefpersonen wordt toegewezen.

Externe validiteit De mate waarin bevindingen gegeneraliseerd kunnen worden naar populaties met andere kenmerken dan de onderzoekspopulatie.

Extrapolatie Voorspellen van uitkomsten buiten de range van waarnemingen.

Frequentiemaat In epidemiologisch onderzoek wordt het optreden van ziekten uitgedrukt in zogenaamde ziektefrequentiematen: prevalentie, incidentie en mortaliteit.

Incidentie Het aantal nieuwe ziektegevallen in een bepaalde periode.

Informatiebias Een fout die is opgetreden in de associatie(maat) als gevolg van een fout bij het meten van de variabelen.

Intention-to-treatprincipe Het betrekken van alle gerandomiseerde proefpersonen in een interventieonderzoek in de statistische analyse, ongeacht of ze het onderzoek hebben afgemaakt of compliant zijn geweest.

Interne validiteit De mate waarin bevindingen geldig zijn voor de bronpopulatie.

Interventieonderzoek Zie experimenteel onderzoek.

Loss-to-follow-up Het voortijdig afhaken van deelnemers aan een cohortonderzoek. In een interventieonderzoek spreekt men doorgaans van ‘drop-out’.

Mortaliteit Een maat voor het aantal sterfgevallen in een populatie.

Niet-differentiële fout Een fout die even groot is in de te vergelijken onderzoeksgroepen.

Observationeel onderzoek Onderzoek waarbij de onderzoekers geen invloed uitoefenen op de blootstelling.

Odds-ratio Een maat voor het relatieve risico die gebruikt wordt in patiënt-controleonderzoek.

Patiënt-controleonderzoek Onderzoek waarbij patiënten met controlepersonen worden vergeleken wat betreft een specifieke blootstelling. Controlepersonen vormen idealiter een steekproef uit dezelfde bronpopulatie als die waaruit de patiënten afkomstig zijn.

Power De kans dat een associatie of effect van een bepaalde grootte significant wordt aangetoond, gegeven het onderzoekontwerp en het aantal deelnemers.

Precisie De mate waarin een meetmethode gelijke uitkomsten oplevert na herhaalde metingen.

Prevalentie Het percentage ziektegevallen in een populatie op een bepaald tijdstip.

Publication bias Het verschijnsel dat onderzoek met uitgesproken resultaten eerder gepubliceerd wordt dan onderzoek dat geen of een onverwacht resultaat laat zien; dit kan te maken hebben met de onderzoeker die onderzoek niet instuurt voor publicatie of met de wetenschappelijke tijdschriften die minder interesse hebben in dergelijk onderzoek.

Randomisatie Het willekeurig (door middel van het lot) toewijzen van proefpersonen aan een interventie- of controlegroep.

Relatieve risico De verhouding van incidenties tussen personen die wel en die niet zijn blootgesteld aan een bepaalde risicofactor.

Selectiebias Een fout die optreedt wanneer de proefpersonen niet representatief zijn voor de te onderzoeken populatie of wanneer er een verschil is in de selectie van proefpersonen tussen de onderzoeksgroepen.

Trial Zie experimenteel onderzoek.

Rights and permissions

Reprints and permissions

Copyright information

© 2013 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media

About this chapter

Cite this chapter

Geelen, A., Geleijnse, J., van ’t Veer, P. (2013). Voeding en epidemiologie. In: Informatorium Voeding en Diëtetiek - Voedingsleer. Bohn Stafleu van Loghum, Houten. https://doi.org/10.1007/978-90-368-0510-0_61

Download citation

  • DOI: https://doi.org/10.1007/978-90-368-0510-0_61

  • Publisher Name: Bohn Stafleu van Loghum, Houten

  • Print ISBN: 978-90-368-0509-4

  • Online ISBN: 978-90-368-0510-0

  • eBook Packages: Dutch language eBook collection

Publish with us

Policies and ethics