Samenvatting
In praktisch iedere psychiatrische instelling werkt een patiëntenvertrouwenspersoon (pvp). Die pvp is niet in dienst van de instelling zelf. De Stichting Patiëntenvertrouwenspersoon plaatst op basis van een standaardcontract de pvp’en in de instellingen. Hij heeft als taak de cliënten van de instelling te helpen bij vragen en klachten over hun rechtspositie ten opzichte van die GGz-instelling. Dat kunnen vragen of klachten zijn over uiteenlopende onderwerpen als de behandeling, de bejegening, de hotelfunctie enzovoort. Belangrijk daarbij is de partijdige opstelling van de pvp. De pvp kiest partij voor zijn cliënt en laat zich leiden door het belang zoals zijn cliënt dat ziet. Hij zal zich, anders dan een behandelaar, daarbij niet laten beïnvloeden door het ziektebeeld van zijn cliënt. De pvp heeft bovendien een zwijgplicht die ook geldt ten opzichte van de werkers in de instelling. Die zwijgplicht kan, op een enkele uitzondering na, alleen worden doorbroken na toestemming van zijn cliënt.
This is a preview of subscription content, log in via an institution.
Literatuur
Berghmans, R. (1992). Om bestwil: paternalisme in de psychiatrie (pp. 46–143). Amsterdam: Thesis Publishers.
Commissie Patiëntenvertrouwenspersoon (1980). Advies inzake de taak en plaats van de patiëntenvertrouwenspersoon (p. 30–32). Utrecht: Nationale Ziekenhuisraad.
Gedragsregels Patiëntenvertrouwenspersoon (1999). Utrecht: Stichting Patiëntenvertrouwenspersoon.
Koel, R., Busschbach, J., & Donker, M. (1987). Strikt vertrouwelijk; evaluatie van het patiëntenvertrouwenswerk in de GGZ (p. 116–127). Utrecht: Nederlands centrum Geestelijke volksgezondheid.
Kortmann, F.A.M. (2000). Beschouwingen over paternalisme en autonomie in de psychiatrie. Tijdschrift voor Psychiatrie, 42, 319–326.
Landelijk Centrum Verpleging & Verzorging (1998). De cliënt aan het woord (p. 15). Maarssen: Elsevier/De Tijdstroom.
Leenen, H.J.J. (2002). Handboek Gezondheidsrecht deel II (4e druk) (pp. 16–18). Houten: Bohn Stafleu Van Loghum.
Leenen, H.J.J. (2000). Handboek Gezondheidsrecht deel I (4e druk) (p. 232–235). Houten: Bohn Stafleu Van Loghum.
Legemaate, J. (1994). Goed recht De betekenis en de gevolgen van het recht voor de praktijk van de hulpverlening (p. 37–39). Preadvies Vereniging voor Gezondheidsrecht.
Nederlands Instituut van Psychologen (1998). De nieuwe beroepscode voor psychologen (p. 7). Amsterdam: Nederlands Instituut van Psychologen.
Reijsen, P.P.M. van (1999). Medisch-professionele autonomie en gezondheidsrecht (p. 25–29). Den Haag: Koninklijke Vermande.
Veder-Smit, E. (1980). Notitie Patiëntenvertrouwenspersoon (p. 2). Den Haag: ministerie van Volksgezondheid en Milieuhygiëne.
Widdershoven, G. (1998). Autonomie in de hulpverlening. Tijdschrift voor de sociale sector, 1, 20–25.
Editor information
Rights and permissions
Copyright information
© 2004 Bohn Stafleu Van Loghum, Houten
About this chapter
Cite this chapter
Manni, P. (2004). 6 Zwijgen of handelen?. In: Kaasenbrood, A., Kuipers, T., van der Werf, B. (eds) Dilemma’s in de psychiatrische praktijk. Bohn Stafleu van Loghum, Houten. https://doi.org/10.1007/978-90-313-9692-4_6
Download citation
DOI: https://doi.org/10.1007/978-90-313-9692-4_6
Publisher Name: Bohn Stafleu van Loghum, Houten
Print ISBN: 978-90-313-4351-5
Online ISBN: 978-90-313-9692-4
eBook Packages: Dutch language eBook collection