Skip to main content

Afscheid

  • Chapter
Tussen hoop en vrees
  • 419 Accesses

Abstract

17 december. Van Mark hoor ik dat Dekker op een brancard achter in de gang ligt. Toen de ambulancebroeders hem door de wachtkamer reden, was ik in de spreekkamer. Vera en Johan zitten naast hem. Als hij me ziet, begint hij te huilen. Met zijn handen vol eelt pakt hij mijn gezicht.

This is a preview of subscription content, log in via an institution to check access.

Access this chapter

Chapter
USD 29.95
Price excludes VAT (USA)
  • Available as PDF
  • Read on any device
  • Instant download
  • Own it forever
eBook
USD 39.99
Price excludes VAT (USA)
  • Available as EPUB and PDF
  • Read on any device
  • Instant download
  • Own it forever
Softcover Book
USD 49.99
Price excludes VAT (USA)
  • Compact, lightweight edition
  • Dispatched in 3 to 5 business days
  • Free shipping worldwide - see info

Tax calculation will be finalised at checkout

Purchases are for personal use only

Institutional subscriptions

Authors

Terugblik

Terugblik

Als de trein stopt, draai ik het raampje naar beneden en speur het perron af. Ze heeft een grote witte kartonnen taartdoos in haar handen. Ze is weinig veranderd. ‘Mevrouw Wiersema, hier!’ roep ik. In het gangpad van de coupé omhelzen we elkaar. We praten direct over wat ons bindt: de tijd in het ziekenhuis. Een halfuur later stappen we uit. Voor het station staan Johan, Vera en Roosje bij de auto op ons te wachten. Met zijn vijven rijden we naar het huis van mevrouw Dekker. De laatste keer dat ik er was, lag meneer Dekker opgebaard in de bijkeuken.

We praten de hele dag over ‘toen’. Er is drie jaar voorbijgegaan, maar we weten alles nog. De dansende meneer Wiersema in een wit verpleegstersschort. De kratjes bier op het balkon. En ook het afschuwelijke bloed prikken, de misselijkheid en het verdriet. En natuurlijk hebben we het over medepatiënten Koster en Bokjes en de artsen.

Er zijn ook vragen. Was het een wetenschappelijk onderzoek waaraan hun mannen deelnamen? Dat hebben ze nooit goed begrepen. Achteraf hadden ze liever niet gehad dat hun mannen daaraan meededen. Want voor dat onderzoek moest steeds bloed worden geprikt en dat was het allerergste. Vooral Dekker kon het bijna niet meer opbrengen, vertelt zijn vrouw. Zij denkt dat haar man toch weer mee zou doen. Hij deed alles wat hem werd gevraagd. Hij wilde niet ‘moeilijk doen’ en vooral niet zeuren. Vreselijk vond hij het dat zijn vrouw zo kritisch was op het ziekenhuis. Dekker gaf zich volledig over aan de artsen en bleef op hen vertrouwen.

Mevrouw Wiersema vindt het moeilijkste dat ze nooit hebben gepraat over zijn dood. Haar man wist dat hij doodging. Zoiets ‘voel je gewoon’. Hij was er alleen de man niet naar om erover te praten.

Mevrouw Dekker is blij met het bewuste afscheid van haar man. Het is voor hem ook goed geweest, denkt ze. ‘Hij heeft alles kunnen regelen. Hij voelde dat hij doodging. Hij was er klaar voor. In het verwerkingsproces liep hij voorop. Hij was steeds een fase verder dan de rest van de familie. Daarom heeft hij een deel van het rouwproces alleen doorgemaakt.’ Toen hij had verwerkt dat hij doodging, drong het pas tot haar en de kinderen een beetje door.

Voor mevrouw Wiersema was het beter geweest als ze wel met haar man over de dood had kunnen praten, zegt ze. Als ze hoort hoe de familie Dekker afscheid heeft genomen, vindt ze het erg jammer dat zij dit niet hebben gedaan. Of het voor haar man beter was geweest, durft ze niet te zeggen.

Wat ze ook moeilijk vindt, is dat haar zoon op reis is gegaan. Als hij had geweten daardoor de laatste kerst met zijn vader te moeten missen, was hij niet gegaan. Die reis had ook later gekund. Haar zoon zit daar nog steeds mee. ‘Het is een beetje jammer dat de artsen hen niet beter op het naderende einde van haar man hebben voorbereid,’ zegt ze voorzichtig. ‘Dat ze niet vaker en duidelijker hadden gezegd dat het snel kon zijn afgelopen.’ Dat heeft ze hen nooit horen zeggen. Misschien dat dan eerder tot hen was doorgedrongen hoe ernstig de situatie was. ‘Je hebt steeds die hoop,’ zegt ze. ‘Je wilt dat het goed komt. En op een gegeven moment denk je dat het goed komt.’ Als ze minder hoop hadden gehad, hadden haar man en zij misschien wel gepraat over zijn dood.

Mevrouw Dekker luistert aandachtig. Ze knikt een paar keer. Maar ze weet niet of de artsen duidelijker hadden moeten zijn. Volgens haar heb je hoop nodig om te kunnen strijden. Anders kun je het niet opbrengen.

Mevrouw Wiersema heeft kritiek op het taalgebruik van de artsen. Bij ‘niet meer beter worden’ denk je niet direct aan doodgaan, zegt ze. Mevrouw Dekker vindt het belangrijk hoe slecht nieuws wordt gebracht. Zij heeft veel gehad aan het gesprek met dokter Racz. Dat was een doorbraak. Dokter Racz nam de tijd en heeft duidelijk uitgelegd hoe het zat met de tumor: de ziekte is als een onzichtbaar web dat een spin maakt, het gaat nooit meer weg.

Ze denkt nu heel anders over de ziekte van haar man. Ze weet dat het dodelijk is. Een tijdje geleden las ze dat de vriend van Jos Brink longkanker heeft. In een tijdschrift stond dat ‘de behandeling goed was aangeslagen’. Dat er van de kanker ‘niets meer was te zien’. Dit soort berichten gelooft ze niet meer. Zij dacht: mij maak je dat niet wijs; hij komt er niet meer vanaf.

Een buurman van mevrouw Wiersema is een halfjaar geleden overleden aan kanker. Ze is direct naar zijn vrouw gegaan, omdat ze weet wat deze doormaakt. Vroeger zou ze dat niet hebben gedaan.

Mevrouw Wiersema vraagt zich af wat zij zou doen als zij longkanker krijgt. Als ze zeventig jaar was, zou ze zich niet laten behandelen. Misschien zou ze het nu al niet doen. Dat begrijpt mevrouw Dekker wel, maar voor haar ligt het anders. Haar leven heeft weer kleur gekregen door de geboorte van haar kleinkind. Er zijn weer dingen die de moeite waard zijn voor te leven. Daarom zal zij zich waarschijnlijk toch weer aan ‘die laatste strohalm’ vastklampen.

Beide vrouwen hadden behoefte aan meer tijd en aandacht van de artsen. ‘Alles is nieuw,’ legt mevrouw Wiersema uit. ‘Je hebt geen idee wat er gaat gebeuren. Je hebt zoveel vragen.’ Ook zou een gesprek met de arts na het overlijden van hun mannen prettig zijn geweest. Dan hadden ze alles nog eens door kunnen nemen. Mevrouw Dekker heeft dokter Liem gebeld om te zeggen dat haar man was overleden. Ze had allerlei vragen, maar ze klapte dicht toen ze de stem van de longarts hoorde.

Copyright information

© 2005 Bohn Stafleu van Loghum

About this chapter

Cite this chapter

The, AM. (2005). Afscheid. In: Tussen hoop en vrees. Bohn Stafleu van Loghum, Houten. https://doi.org/10.1007/978-90-313-9329-9_12

Download citation

  • DOI: https://doi.org/10.1007/978-90-313-9329-9_12

  • Publisher Name: Bohn Stafleu van Loghum, Houten

  • Print ISBN: 978-90-313-4703-2

  • Online ISBN: 978-90-313-9329-9

  • eBook Packages: Dutch language eBook collection

Publish with us

Policies and ethics