Samenvatting
onverwacht overleden
Access this chapter
Tax calculation will be finalised at checkout
Purchases are for personal use only
Literatuur
Flinsenberg TWH, Ruys JH, Engelberts AC, Van Velzen-Mol HWM. Herziene richtlijn ‘Preventie van wiegendood’. Ned Tijdschr Geneeskd 2008;152:1370-4.
Landelijke Werkgroep Wiegendood. Wiegendood, ervaringen en inzichten. Landelijke Werkgroep Wiegendood; 2002.
Websites
Antwoorden
Antwoorden
1
Uw antwoord luidt:
-
‘wat is uw adres?’
-
‘ik kom er onmiddellijk aan’;
-
‘probeer ondertussen mond-op-mondbeademing toe te passen’;
-
‘bel ook 112 voor een ambulance’.
2
Zekere tekenen van overleden-zijn betreffen aanwezigheid van lijkvlekken en/of van stijfheid, en/of van aanhoudende asystolie, ondanks het verrichten van adequate reanimatiepogingen gedurende ten minste een halfuur.
3
-
u besteedt zorgvuldig aandacht aan het eerste medische onderzoek. Indien dit nog niet verricht is, neemt u eerst de rectale temperatuur op, die (indien verhoogd) enige informatie kan verschaffen over koorts tijdens het overlijden of (indien verlaagd) over de tijd verlopen tussen het overlijden en uw onderzoek;
-
u vraagt naar de ligging van het lichaam (op een zij, de buik of de rug) en van het gelaat toen hij door zijn moeder gevonden werd;
-
daarna inspectie van het geheel ontklede kind, waarbij u onder meer let op de mate van transpireren, puntvormige en grotere bloedingen, en het aspect van de mond-keelholte en de trommelvliezen.
4
U weet dat de verzorging een grote rol speelt in veel gevallen van plotseling en onverwacht overlijden van een kind in de eerste twee levensjaren. Daarom noteert u:
-
plek van overlijden (zoals wieg of ledikant);
-
in welke ruimte;
-
in welke slaapligging hij was neergelegd en werd gevonden;
-
samen met iemand in één bed (en zo ja, met wie);
-
of hij in de regel wel bij zijn ouders in één kamer maar niet samen bij hen in bed sliep;
-
beddengoed (slap matras, dekbed, hoofdkussen, stootkussen, grote knuffel);
-
nachtkleding (trappelzak);
-
ingebakerd (en zo ja, hoe);
-
gefixeerd met een riem of ander hulpmiddel;
-
bloed bij neus of mond of bloedvlek in het beddengoed;
-
rookgedrag van de ouders.
5
Welke diagnoses komen het meest in aanmerking:
-
wiegendood: met name als risicofactoren daartoe aanwezig zijn, zoals buikligging (primair neergelegd of secundair zelf omgedraaid), warmtestuwing door kleding of dek, roken door de ouders of anderen, dekbed, hoofdkussen, stootkussen, (grote) knuffel, samen in één bed slapen in de eerste drie maanden, moeders eerste bevalling op jonge leeftijd (jonger dan twintig jaar), geen of slechts korte tijd borstvoeding, alleen (zonder volwassene) in de kamer;
-
infectie: zoals foudroyante sepsis, virale myocarditis en (vooral na gebruik van honing) infantiel botulisme;
-
aangeboren afwijking: met name aan hart of grote bloedvaten;
-
ongeval: verstikking (met snoering door een tuigje, riem of koord, of door plastic), ‘shaken baby’-syndroom;
-
kindermishandeling: dit is in Nederland een zeldzame oorzaak van pseudo-wiegendood.
Voor een goede diagnostiek zijn in eerste instantie een uitgebreid anamnesegesprek met beide ouders en een zorgvuldig uitwendig lichamelijk onderzoek onmisbaar. Pas dan kan de arts voldoende kennis hebben genomen van de achtergrond, voorgeschiedenis, verzorging en omstandigheden van dit plotselinge en onverwachte overlijden. Pas dan ook is er de mogelijkheid en noodzaak contact op te nemen met een forensisch arts. Deze zal na kennisneming en schouwing met de officier van justitie overleggen over de noodzaak van nader justitieel onderzoek.
Voor een niet-gerechtelijke obductie is schriftelijke toestemming van de ouders vereist, met vermelding of deze toestemming ook hersenobductie betreft.
Opmerkingen
Hulpverlening: in het hier beschreven geval van vermoedelijk wiegendood is als eerste hulpverlener de huisarts ter plekke, die helaas moest bevestigen dat het kind inderdaad was overleden. Hij verrichtte het nodige uitwendige onderzoek en vroeg de risicofactoren voor wiegendood na. Vaker wordt via 112 een ambulance gewaarschuwd en de nodige hulp door het ambulanceteam verleend, dikwijls tot in het naburige ziekenhuis. Daar wordt de reanimatie door een kinderarts voortgezet en een uitgebreide anamnese van beide ouders afgenomen. Als de diagnose inderdaad ‘vermoedelijk’ wiegendood luidt, wordt door de kinderarts contact opgenomen met een gemeentelijke forensisch werkzame arts voor overleg over nader onderzoek.
Bloed bij neus of mond: vaak wordt na het plotseling onverwacht overlijden van een baby enig bloed bij de neus of mond aangetroffen. Dit dient men niet te interpreteren als verdacht voor een trauma, maar als een onbegrepen, frequente bevinding bij wiegendood. Dit fenomeen mag geen reden zijn voor verdenking op kindermishandeling.
Samen in één bed: wiegendood tijdens samen slapen van een baby jonger dan vier maanden in één bed met een volwassene is geen argument voor een gerechtelijke obductie. In de regel is het een teken van onvoldoende voorlichting.
Incidentie: dankzij de toegepaste preventie is de jaarlijkse Nederlandse incidentie van wiegendood per 100.000 levendgeborenen afgenomen van circa 120 gevallen in 1986 naar circa 10 in 2010.
Ruggespraak: vroegtijdig en tussentijds overleg over de beste aanpak is altijd mogelijk met de kinderarts-coördinator van de Landelijke Werkgroep Wiegendood, telefoon 06-512 937 88.
Rights and permissions
Copyright information
© 2012 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Uitgeverij
About this chapter
Cite this chapter
de Jonge, G., Sprij, A. (2012). 27. In: 36 zieke kinderen. Bohn Stafleu van Loghum, Houten. https://doi.org/10.1007/978-90-313-8424-2_27
Download citation
DOI: https://doi.org/10.1007/978-90-313-8424-2_27
Publisher Name: Bohn Stafleu van Loghum, Houten
Print ISBN: 978-90-313-8423-5
Online ISBN: 978-90-313-8424-2
eBook Packages: Dutch language eBook collection