Kaalgeschoren en gekleed in joggingpakken zien ze er niet bepaald vriendelijk uit. Drie mannen staan aan de SEHbalie: “We zijn in elkaar geslagen door zinloos geweld en er moet nu een dokter naar ons kijken.” Onrustig lopen ze heen en weer en ze hebben moeite om alle gegevens die nodig zijn voor de inschrijving te geven. Eén voor één worden ze binnengelaten. Degene die ik behandel, is zestien jaar, een jongen eigenlijk nog. Aanvankelijk is hij wantrouwend en wat agressief als ik vraag wat er is gebeurd. “Waarom vraag je dat, dat heb ik toch al verteld, gozers hebben ons zomaar aangevallen, we liepen gewoon, kregen klappen uitgedeeld, hier en hier, en toen ging het licht uit.” Ik vertel hem dat het belangrijk is dat ik weet hoe hij in elkaar is geslagen, om een indruk te krijgen van de aard van het trauma. Gelukkig kalmeert hij wat als hij merkt dat ik hem serieus neem en vertelt hij waar hij precies geraakt is en hoe. Zijn verhaal komt overeen met wat ik vind bij lichamelijk onderzoek: een hoofdwond waardoor hij onder het bloed zit en verschillende kneuzingen. Het hechten verloopt zonder problemen. Na afl oop kijkt hij tevreden in de spiegel naar zijn verbonden hoofd. Als ik hem ten slotte een wekadvies meegeef, omdat hij buiten bewustzijn is geweest, vertelt hij dat niemand dat kan doen. Hij blijkt niet meer thuis te wonen maar bij vrienden die er ‘s nachts op uit trekken. Sinds kort gebruikt hij ook drugs. Dat hij iets gebruikt, vermoedde ik al. Zijn gejaagdheid en de blik in zijn ogen wezen in die richting. Ik zie ook dat hij van zichzelf vriendelijk is maar door het spul opgefokt is geraakt. Misschien dat het me daarom raakt om te beseff en dat hij aan de wieg staat van ellende. Veel ellende. Hij geeft zijn leven een vorm die op korte termijn rooskleurig lijkt maar op lange termijn destructief zal blijken. Ik luister naar zijn verhaal en vraag me af in hoeverre ik me met hem mag bemoeien. Ik laat hem een nacht opnemen voor het wekadvies aangezien hij geen echt thuis heeft. Voordat hij wordt opgehaald door de verpleging, houd ik hem een spiegel voor: “Wat wil je met je leven doen?” Hij kijkt naar beneden, wrijft in zijn handen. “Een baan zoeken en gaan werken, zoiets.” Aanvankelijk ben ik tevreden, want dat is wat ik wilde horen. Hij wordt weggereden in het bed en ik ga naar de volgende patiënt. Later besef ik dat de kracht van drugs waarschijnlijk sterker zal zijn dan mijn ene vraag.
Access this chapter
Tax calculation will be finalised at checkout
Purchases are for personal use only
Editor information
Copyright information
© 2008 Bohn Stafleu van Loghum
About this chapter
Cite this chapter
Kooiman, L. (2008). Kracht. In: Meer dan duizend dagen. Bohn Stafleu van Loghum, Houten. https://doi.org/10.1007/978-90-313-6633-0_10
Download citation
DOI: https://doi.org/10.1007/978-90-313-6633-0_10
Publisher Name: Bohn Stafleu van Loghum, Houten
Print ISBN: 978-90-313-5310-1
Online ISBN: 978-90-313-6633-0
eBook Packages: Dutch language eBook collection