Skip to main content

Technologische interventie

  • Chapter
Medische ethiek.

De snelle ontwikkeling en toepassing van technologie in de gezondheidszorg hebben mede geleid tot een nieuwe oriƫntatie in de medische ethiek, eerder beschreven in hoofdstuk 2. Medische technologie geeft voortdurend aanleiding tot ethische vraagstukken, met name in relatie tot doelen van zorg en keuzen in de zorg (zie hoofdstuk 5 en 6). Deze wisselwerking tussen ethiek en technologie roept de vraag op of en hoe technologische ontwikkelingen moreel beoordeeld kunnen en moeten worden. Loopt ethiek niet altijd achter technologische vorderingen aan? In dit hoofdstuk staat de evaluatie van medische technologie centraal. Daarbij wordt in het bijzonder gekeken naar voortplantingsgeneeskunde en transplantatiegeneeskunde.

This is a preview of subscription content, log in via an institution to check access.

Access this chapter

Institutional subscriptions

Preview

Unable to display preview. Download preview PDF.

Unable to display preview. Download preview PDF.

Noten en literatuur

  1. G. Debrock: ā€˜Techniek en natuurā€™. Wijsgerig Perspectief 1994/95; 35: 138ā€“144.

    Google ScholarĀ 

  2. S.J. Reiser: Medicine and the reign of technology. Cambridge University Press, Cambridge, 1978.

    Google ScholarĀ 

  3. G. Rosen: The specialization of medicine, with particular reference to ophthalmology. Arno Press Inc., New York, 1972.

    Google ScholarĀ 

  4. Ziekenfondsraad: Eindadvies inzake grenzen aan de groei van het verstrekkingenpakket. Amstelveen, 1986. Een eerste advies over dit onderwerp verscheen in 1983; een derde advies in 199l.

    Google ScholarĀ 

  5. H.E.G.M. Hermans: ā€˜De Wet op bijzondere medische verrichtingen: een wet te ver?ā€™ Tijdschrift voor Gezondheidsrecht 1997; nr. 6: 319ā€“332; E.T.M. Olsthoorn-Heim: ā€˜Nieuwe medische technologie. Een verkenning aan de hand van de casus xenotransplantatieā€™. Tijdschrift voor Gezondheidsrecht 2001; nr. 1: 16ā€“21.

    Google ScholarĀ 

  6. De term ā€˜technology assessmentā€™ (TA) is in een specifieke context ontstaan. Ze is voor het eerst gebruikt in een rapport van de Subcommittee on Science, Research, and Development van het Amerikaanse Congress in 1966. In 1972 werd ten behoeve van dit Congress het Office of Technology Assessment (OTA) opgericht. Aanvankelijk richtten TA-studies zich op milieuproblematiek en op de effecten van natuurwetenschappelijke technologieĆ«n (zoals kernenergie); later eist evaluatie van medische techniek een belangrijk deel van de aandacht op. Sinds 1994 bestaat de Nederlandse Vereniging voor Technology Assessment in de Gezondheidszorg (www.nvtag.nl).

  7. US Congress, Office of Technology Assessment: Strategies of medical technology assessment. Government Printing Office, Washington (DC), 1982.

    Google ScholarĀ 

  8. J.E. Coates: ā€˜Technology assessment: The benefits ā€¦ the costs ā€¦ the consequencesā€™. Futurist 1971; 5: 225.

    Google ScholarĀ 

  9. OTA: o.c. (noot 7): p 3.

    Google ScholarĀ 

  10. Zie bijvoorbeeld: US Congress, Office of Technology Assessment: Health care technology and its assessment in eight countries. OTA-BP-H-140, Government Printing Office, Washington (DC), 1995.

    Google ScholarĀ 

  11. G.J. Bonsel: Methods of Medical Technology Assessment with an application to liver transplantation. Rotterdam: Erasmus Universiteit, 1991.

    Google ScholarĀ 

  12. H.D. Banta en B.R. Luce: Health care technology and its assessment. An international perspective. Oxford University Press, Oxford, 1993: p. 63.

    Google ScholarĀ 

  13. G. Haan, R. van Steen, E. Rutten: Evaluatie van in-vitrofertilisatie. Onderzoeksrapport. Rijksuniversiteit Limburg, Maastricht, 1989.

    Google ScholarĀ 

  14. G. van Overbeeke: In-vitro-fertilisatie. De introductie van reageerbuisbevruchting in Nederland. Vrije Universiteit, Amsterdam, 1992; M. Kirejczyk: Met technologie gezegend? Gender en de omstreden invoering van in vitro fertilisatie in de Nederlandse gezondheidszorg. Uitgeverij Jan van Arkel, Utrecht, 1996.

    Google ScholarĀ 

  15. K. Horstman: ā€˜De betekenis van urineonderzoek bij medische keuring voor een levensverzekeringā€™. In: S. van der Geest, P. ten Have, G. Nyhof en P. Verbeek-Heida (red.): De macht der dingen. Medische technologie in cultureel perspectief. Het Spinhuis, Amsterdam, 1994: p. 44ā€“60.

    Google ScholarĀ 

  16. Zie voor een overzicht van deze discussie: A. Tellings: ā€˜Cochleaire implants bij dove kinderen. Het heetste hangijzer in de dovenpedagogiek in de USAā€™. Tijdschrift voor Orthopedagogiek 1994; 33: 459ā€“470; S.S. Blume: ā€˜Making the deaf hearā€™. The cochlear implant as promise and as threatā€™. Medische Antropologie 1994; 6: 108ā€“121; R.A. Crouch: ā€˜Letting the deaf be deaf. Reconsidering the use of cochlear implants in prelingually deaf childrenā€™. Hastings Center Report 1997; 27(4): 14ā€“21; R.P.B. Reuzel: Health technology assessment and interactive evaluation: different perspectives. Nijmegen, 2001; C.C. Wever: Parenting deaf children in the era of cochlear implantation. A narrative-ethical analysis. Nijmegen, 2002.

    Google ScholarĀ 

  17. Nationale Ziekenhuisraad: Ethisch aspectenonderzoek inzake gezondheidzorg-technologie en de rol van het instellingsmanagement. Utrecht, 199l.

    Google ScholarĀ 

  18. Zie onder meer: R.J.C. Norg, H.A.M.J. ten Have: ā€˜Ethiek en medical technology assessmentā€™. Ned Tijdschr Geneeskd 1996; 140: 990ā€“993.

    PubMedĀ  CASĀ  Google ScholarĀ 

  19. G. Wackers: ā€˜Hersendood in meervoud: representatie in retorische contextā€™. Kennis en Methode 1993; 27: 78ā€“108.

    Google ScholarĀ 

  20. L. Payer: Medicine & Culture. Varieties of treatment in the United States, England,West Germany, and France. New York: Henry Holt and Company, 1988.

    Google ScholarĀ 

  21. S.J. Reiser: o.c. (noot 2); S.J. Reiser: ā€˜The decline of the clinical dialogueā€™. Journal of Medicine and Philosophy 1978; 3: 305ā€“313.

    Google ScholarĀ 

  22. H.A.M.J. ten Have: ā€˜Ethiek en geneesmiddelenonderzoekā€™. Wijsgerig Perspectief 1993; 33: 182ā€“186.

    Google ScholarĀ 

  23. Zie onder meer: S. IJsseling: ā€˜Verdwaald in een technische wereldā€™. Kultuurleven 1984; 51: 47ā€“59.

    Google ScholarĀ 

  24. G.M.W.R. de Wert: ā€˜Voortplantingstechnologie en ethiekā€™. In: I.D. de Beaufort, H.M. Dupuis (red.): Handboek Gezondheidsethiek. Van Gorcum, Assen/Maastricht, 1988: p. 427ā€“456.

    Google ScholarĀ 

  25. KNMG: ā€˜IVF op latere leeftijdā€™. Medisch Contact 1996; 51: 620ā€“627; Leidsch Dagblad: ā€˜IVF voor oudere vrouwen medisch niet haalbaarā€™, mei 1996; De Gelderlander: ā€˜Kamer: geen kind meer na menopauzeā€™ 8 mei 1996

    Google ScholarĀ 

  26. M. Jeuken: Materie, leven, geest. Van Gorcum, Assen, 1979.

    Google ScholarĀ 

  27. M.G. Wagner en R. Stephenson: ā€˜Infertility and in vitro fertilisation: Is the tail wagging the dogā€™. In: P. Stephenson en M.G. Wagner (eds.): Tough choices. In vitro fertilisation and the reproductive technologies. Temple University Press, Philadelphia (PA), 1993: p. 1ā€“22.

    Google ScholarĀ 

  28. R. Stephenson: ā€˜Ovulation induction during treatment of infertility: An assessment of the risksā€™. In: P. Stephenson and M.G. Wagner (eds.); o.c. (noot 27), p. 97ā€“121.

    Google ScholarĀ 

  29. B.C.J.M. Fauser: ā€˜Publicatie van de resultaten van alle Nederlandse centra voor in-vitro-fertilisatie: een belangrijke stap naar verbetering van de doelmatigheid van de behandelingā€™. Ned Tijdschr Geneeskd 2002; 146: 2335ā€“2338; J.A.M. Kremer et al.: ā€˜Resultaten van in-vitrofertilisatie in Nederland, 1996-2000ā€™. Ned Tijdschr Geneeskd 2002; 146: 2358ā€“2363. De resultaten van de Nederlandse centra staan ook op internet: www.nvog.nl

  30. J-P. Relier, M. Couchard, C. Huon: ā€˜The neonatologistā€™s experience of in vitro fertilization risksā€™. In: P. Stephenson en M.G. Wagner (eds.): o.c. (noot 27), p. 135ā€“143.

    Google ScholarĀ 

  31. Zie: Fauser, 2002 (noot 29).

    Google ScholarĀ 

  32. C.M. Verhaak, J.M.J. Smeenk, J.A.M. Kremer, D.D.M. Braat en F.W. Kraaimaat: ā€˜De emotionele belasting van kunstmatige voortplanting: meer angst en depressie na een mislukte eerste behandelingā€™. Ned Tijdschr Geneeskunde 2002; 146: 2363ā€“2366.

    CASĀ  Google ScholarĀ 

  33. M.G. Wagner, P. Stephenson: ā€˜Infertility and in vitro fertilisation: Is the tail wagging the dogā€™. In: P. Stephenson en M.G. Wagner (eds.): o.c. (noot 27), p. 1ā€“22.

    Google ScholarĀ 

  34. Zie: J.A.M. Kremer et al., 2002 (noot 29).

    Google ScholarĀ 

  35. H.D. Banta: ā€˜Technology Assessment and infertility careā€™. In: P. Stephenson en M.G. Wagner (eds.): o.c. (noot 27), p. 53ā€“6l.

    Google ScholarĀ 

  36. R. Rowland: Living Laboratories. Women and reproductive technology. Cedar Press, London, l992.

    Google ScholarĀ 

  37. J.H.A.M. Tuerlings: Genetic aspects of male factor subfertility. Nijmegen, 1999; J.H.A.M. Tuerlings, J.A.M. Kremer en E.J.H. Meuleman: ā€˜Genetisch onderzoek bij mannelijke infertiliteit; een noodzaakā€™. Ned Tijdschr Geneeskd 1997; 141: 1129ā€“1133.

    Google ScholarĀ 

  38. M.A.M. Pijnenburg: ā€˜Keuzen in de zorg: kiezen voor IVF?ā€™. In: G.G.M. Essed (red.): Ethische en maatschappelijke aspecten van de gynaecologie en obstetrie. Medicom, Bussum, 1993: p. 47ā€“56.

    Google ScholarĀ 

  39. Tj. Tijmstra, M.C.M. Busch, W. Scaf-Klomp: Keuzen in de zorg: Meningen van beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg. Styx Publications, Groningen, 1991.

    Google ScholarĀ 

  40. S. Sherwin: No longer patient. Feminist ethics and health care. Temple University Press, Philadelphia (PA), l992.

    Google ScholarĀ 

  41. Gezondheidsraad: Commissie Herziening Planningsbesluit IVF: Het Planningsbesluit IVF. Rijswijk, 1997; publicatienr. 1997/03.

    Google ScholarĀ 

  42. H.J.J. Leenen: Handboek Gezondheidsrecht. Deel I: Rechten van mensen in de gezondheidszorg. Samsom H.D. TjeenkWillink, Alphen aan den Rijn, 1994 (3e druk): p. 135ā€“143.

    Google ScholarĀ 

  43. J.S. Reinders: De bescherming van het ongeboren leven. Morele en godsdienstige overwegingen bij experimenteren met menselijke embryoā€™s. Ten Have, Baarn, 1993.

    Google ScholarĀ 

  44. Zie onder andere: N. Ford: When did I begin ? Conception of the human individual in history, philosophy and science. Cambridge University Press, Cambridge (Mass.), 1989.

    Google ScholarĀ 

  45. J.S. Reinders: o.c. (noot 43).

    Google ScholarĀ 

  46. J.S. Reinders, E.M. Wisse: ā€˜Toenemende beschermwaardigheid van ongeboren leven?ā€™ Filosofie en Praktijk 1992; 13(2): 60ā€“78.

    Google ScholarĀ 

  47. P. Sporken: Ethiek en gezondheidszorg. Ambo, Baarn, 1977: p. 136 e.v.; W.C.M. Klijn: Het beleid in een katholiek ziekenhuis inzake eventuele zwangerschapsafbreking. Katholieke Vereniging van Ziekeninrichtingen, Utrecht, 1982.

    Google ScholarĀ 

  48. Sociaal en Cultureel Planbureau: Sociale en Culturele Verkenningen 1997. Rijswijk, 1997: p. 156.

    Google ScholarĀ 

  49. G. van der Wal, J.M. Bosma, S.L. Hosman-Benjaminse: ā€˜Late zwangerschapsafbreking in Noord- Holland. I. Incidentie en aandoeningenā€™. Ned Tijdschr Geneeskd 1996; 140: 600ā€“604; J.M. Bosma, G. van der Wal, S.L. Hosman-Benjaminse: ā€˜Late zwangerschapsafbreking in Noord-Holland. II. Zorgvuldigheid vooraf en toetsing achterafā€™. Ned Tijdschr Geneeskd 1996; 140: 605ā€“609.

    Google ScholarĀ 

  50. D.B. van ā€˜t Hof et al.: ā€˜Verzoek tot late zwangerschapsafbreking bij ernstige aangeboren afwijkingenā€™. Ned Tijdschr Geneeskd 1996; 140: 585ā€“587; P.E. Treffers: ā€˜Late zwangerschapsafbrekingā€™. Ned Tijdschr Geneeskd 1996; 140: 590ā€“592.

    Google ScholarĀ 

  51. Nota late zwangerschapsafbreking. Officieel standpunt van de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie. Utrecht, 1994.

    Google ScholarĀ 

  52. H.M. Dupuis: ā€˜Orgaandonatie en verkrijging van organen: ā€œvan de kant van de donorā€2019;. In: H.A.MJ. ten Have e.a. (red.): Ethiek en recht in de gezondheidszorg, 1992, XXIII: p. 121ā€“141.

    Google ScholarĀ 

  53. H. Zwart, C. Hoffer: Orgaandonatie en lichamelijke integriteit. Damon, Best, 1998.

    Google ScholarĀ 

  54. J. Sanders: Leven door geven. Religieuze en levensbeschouwelijke standpunten over orgaan- en weefseldonatie. Uitgeverij Meinema, Zoetermeer, 2003.

    Google ScholarĀ 

  55. J. Jans: ā€˜Organen afstaan voor transplantatie. Nieuwe vorm/plicht van menselijke solidariteit?ā€™ Streven 55,1988, p. 402ā€“413.

    Google ScholarĀ 

  56. In debatten over de WOD is voorgesteld om een keuze verplicht te stellen; uitblijven van een keuze zou dan opgevat moeten worden als geen-bezwaar. Dit blijkt echter contraproductief te werken. Uit onderzoek kwam naar voren dat 81% van de bevolking bereid was het donorformulier terug te sturen; als dit verplicht zou zijn, daalde het percentage naar 42.

    Google ScholarĀ 

  57. Commissie Evaluatie regelgeving: Evaluatie Wet op de orgaandonatie. Den Haag, ZonMw, 2001.

    Google ScholarĀ 

  58. R.A.P. Koene: ā€˜De Wet op de Orgaandonatie geĆ«valueerd: vooral tegenvallersā€™. Ned Tijdschr Geneeskd 2002; 146: 652ā€“654.

    PubMedĀ  CASĀ  Google ScholarĀ 

  59. R.A.R Koene en A.J. Hoitsma: ā€˜Niertransplantatie zonder voorafgaande dialyse: beperkingen, maar ook mogelijkhedenā€™. Ned Tijdschr Geneesk 1997; 141: 1469ā€“1471.

    CASĀ  Google ScholarĀ 

  60. R.A. Singer, M. Siegler, et al: ā€˜Ethics of liver transplantation with living donorsā€™. New England Journal of Medicine 1989; 321: 620ā€“622; J. Dwyer, E. Vig: ā€˜Rethinking transplantation between siblingsā€™. Hastings Center Report 1995; 25(s): 7ā€“12.

    Google ScholarĀ 

  61. Gezondheidsraad: Commissie Xenotransplantatie: Xenotransplantatie. Rijswijk, 1998.

    Google ScholarĀ 

  62. T. Kushner, R. Belliotti: ā€˜Baby Fae: a beastly businessā€™. Journal of Medical Ethics 1985; 11: 178ā€“183.

    ArticleĀ  PubMedĀ  CASĀ  Google ScholarĀ 

  63. G. Wackers: ā€˜Hersendood in meervoud: representatie in retorische contextā€™. Kennis en Methode 1993; 27: 78ā€“108.

    Google ScholarĀ 

  64. Gezondheidsraad: Commissie Hersendoodcriteria: Hersendoodcriteria. Rijswijk, 1996.

    Google ScholarĀ 

  65. W.J.M. Dekkers: ā€˜Orgaantransplantaties in wijsgerig-ethisch perspectiefā€™. In: V.G.H.J. Kirkels (red.): Transplantatie en mensbeeld. Ambo, Baarn, 1992: p. 68ā€“88.

    Google ScholarĀ 

Ter verdere lezing

  • H.D. Banta en B.R. Luce: Health care technology and its assessment. An international perspective. Oxford University Press, Oxford, 1993.

    Google ScholarĀ 

  • S. van der Geest, R. ten Have, G. Nijhof en R. Verbeek-Heida (red.): De macht der dingen. Medische technologie in cultureel perspectief. Het Spinhuis, Amsterdam, 1994.

    Google ScholarĀ 

  • S. de Joode (red.): Zwanger van de kinderwens. Visies, feiten&vragen over voortplantingstechnologie. Rathenau Instituut, Den Haag, 2001.

    Google ScholarĀ 

  • E.J.O. Kompanje: Geven en nemen. De praktijk van postmortale orgaandonatie. Uitgeverij Van der Wees, Utrecht, 1999.

    Google ScholarĀ 

  • R. Schotsmans (red.): De maakbare mens. Vruchtbaarheid in de 21ste eeuw. Davidsfonds, Leuven, 1994.

    Google ScholarĀ 

  • J. Sanders: Leven door geven. Religieuze en levensbeschouwelijke standpunten over orgaan- en weefseldonatie. Uitgeverij Meinema, Zoetermeer, 2003.

    Google ScholarĀ 

  • S.J. Younger, R.C. Fox en L.J. Oā€˜Connell (eds.): Organ Transplantation. Meanings and realities. University of Wisconsin Press, Madison WI, 1996.

    Google ScholarĀ 

  • H. Zwart en C. Hoffer: Orgaandonatie en lichamelijke integriteit. Damon, Best, 1998.

    Google ScholarĀ 

Download references

Authors

Copyright information

Ā© 2006 Bohn Stafleu van Loghum

About this chapter

Cite this chapter

ten Have, H.A.M.J., ter Meulen, R.H.J., van Leeuwen, E. (2006). Technologische interventie. In: Medische ethiek.. Bohn Stafleu van Loghum, Houten. https://doi.org/10.1007/978-90-313-6520-3_9

Download citation

  • DOI: https://doi.org/10.1007/978-90-313-6520-3_9

  • Publisher Name: Bohn Stafleu van Loghum, Houten

  • Print ISBN: 978-90-313-4029-3

  • Online ISBN: 978-90-313-6520-3

  • eBook Packages: Dutch language eBook collection

Publish with us

Policies and ethics