Maatwerk voor vluchtelingen?

Een advocate van 34 met drie kinderen. Een automonteur van 60 met een versleten rug. Een meisje van 8 die kinderarts wil worden. Of ijscoman. Een jonge student die denkt dat homoseksualiteit besmettelijk is. Een oma van 80 die niet kan lezen of schrijven. Een kledingverkoper met ambities om een winkel te openen. Een tienermoeder die thuiszit, maar vooral heel graag naar school wil.

Een greep uit de mensen die ik ontmoette de afgelopen twee jaar. Mensen als Naomi, Ahmad en Dikran. Ze hebben één ding gemeen: allemaal zijn ze gevlucht voor oorlog of politiek geweld, en wonen ze in Nederland. Individuen met uiteenlopende ambities, verlangens, en zorgen. Ze lijken nauwelijks op elkaar. Ze denken anders, ze willen andere dingen, ze zijn in verschillende fases van hun leven. De meesten van hen vonden hun weg naar Nederland via barre tochten, die vragen om vindingrijkheid, kracht, zelfredzaamheid en overlevingsdrang.

In Nederland vinden deze mensen veiligheid, als ze een verblijfsstatus krijgen. Maar verliezen ze ook hun individualiteit. Eenmaal in Nederland verdwijnen ze namelijk voor een aantal jaar in onze verzorgingsstaat. Ze zien zeker zo’n vier jaar lang vooral professionals of professionele vrijwilligers, en komen door de inburgeringsverplichtingen en goedbedoelde participatiearrangementen nauwelijks in contact met gewone Nederlanders. Het dominante, professionele perspectief is dat deze mensen op de eerste plaats vluchtelingen zijn. Dit deel van hun identiteit wordt leidend voor alles wat ze krijgen aangeboden, en alles wat ze wordt verplicht. Wie ze zijn of waren, wat ze kunnen of willen, wat ze overleefden of achterlieten, dit is secundair aan het feit dat ze één ding niet zijn: Nederlands.

En dat perspectief zit in de weg. Beleid, instrumenten en regels ontworpen op basis van het containerbegrip ‘vluchteling’ zijn log. Naomi heeft nooit in een klaslokaal les gehad. Zij zal nooit via het reguliere inburgeringsaanbod de verplichte taaleis halen. Ahmad is programmeur en wil vooral werken. Hij staat twee jaar stil in zijn ontwikkeling om aan de participatie en inburgeringsverplichting te voldoen. Dikran is een specialistische monteur. Het gemeentelijke participatiebedrijf vindt in hun reguliere aanbod geen werk op zijn niveau.

Naomi, Ahmad en Dikran zijn na twee jaar lamgeslagen door onze logge, homogene bureaucratie. En dat is vreemd. Zij zijn onderdeel van een gedecentraliseerde zorgen welzijnswereld waar professionals ‘maatwerk’ moeten leveren en ‘de burger centraal’ zou staan. Een maatwerkplan ben ik nog nooit tegengekomen bij iemand die is gevlucht. Een uitzondering op de regels kost elke keer weer enorm veel tijd en inspanning. Een verspilling van tijd, geld en talent is het gevolg.

Dit kan en moet anders. Werp het bureaucratische juk af. Pas geleerde decentralisatielessen toe op mensen die moesten vluchten. Maak verschil. Maak maatwerk. Geef ruimte aan maatschappelijke organisaties die dit door praktijkervaring veel beter kunnen en snappen.

En vraag mensen zelf wat ze nodig hebben. Dat weten ze, zeker als ze nog niet helemaal murw zijn van bureaucratische ervaringen, ongelofelijk goed.