figure 1
  1. 1.

    Relatief de meeste contacten op de huisartsenpost vinden plaats met kinderen van 0 tot 4 jaar en met ouderen boven 85 jaar. Voor welke van deze groepen nam het aantal contacten toe tussen 2013 en 2016?

    1. a.

      Alleen kinderen

    2. b.

      Alleen ouderen

    3. c.

      Zowel kinderen als ouderen

  2. 2.

    Tussen 2013 en 2016 steeg het totaal aantal contacten met de huisartsenpost met gemiddeld 5,5%. Voor welk soort contact was sprake van de grootste toename?

    1. a.

      Telefonische consulten

    2. b.

      Consulten

    3. c.

      Visites

  3. 3.

    Voor contacten met welke urgentie was de toename het grootst?

    1. a.

      Hoge urgentie (U0, U1, U2)

    2. b.

      Midden urgentie (U3)

    3. c.

      Lage urgentie (U4, U5)

  4. 4.

    Voor welke ICPC vonden in de jaren 2013-2016 de meeste contacten met de huisartsenpost plaats?

    1. a.

      ICPC D (tractus digestivus)

    2. b.

      ICPC L (bewegingsapparaat)

    3. c.

      ICPC R (tractus respiratorius)

    4. d.

      ICPC S (huid)

  5. 5.

    Binnen de Nederlandse Triage Standaard zijn bepaalde signalen aangemerkt als alarmsignalen. Alarmsignalen kunnen urgentieverhogend werken. Een tweede contact met de patiënt over dezelfde klacht geldt in de NTS als een alarmsignaal, evenals snelle verslechtering van de conditie. Welk gegeven geldt nog meer als alarmsignaal?

    1. a.

      Bezorgdheid van de patiënt.

    2. b.

      Eerdere contacten die zijn beoordeeld met hoge urgentie.

    3. c.

      Niet-pluisgevoel van de triagist.

  6. 6.

    Mevrouw Yilmas, 22 jaar, bezoekt de huisartsenpost vanwege een snijwond. Ze had vooraf niet gebeld voor een afspraak. Via haar zorgverzekering ziet ze dat het consult € 106,78 kost. Ze heeft dit jaar de dokter nog niet bezocht. Gaat dit bedrag van haar eigen risico af?

    1. a.

      Nee, kosten voor huisartsenzorg buiten kantoortijden vallen niet onder het eigen risico.

    2. b.

      Ja, omdat de patiënte vooraf niet had gebeld voor een afspraak.

    3. c.

      Ja, kosten voor huisartsenzorg buiten kantoortijden vallen onder het eigen risico.

  7. 7.

    Binnen de avond-, nacht- en weekenduren vindt relatief veel spoedzorg plaats. Van der Maas et al. deden onderzoek naar het aantal spoedzorgcontacten in de dagpraktijk. Welk percentage van alle contacten in de huisartsenpraktijk (overdag) betreft spoedzorg (U1-U3)?

    1. a.

      Ongeveer 1%

    2. b.

      Ongeveer 5%

    3. c.

      Ongeveer 20%

    4. d.

      Ongeveer 40%

  8. 8.

    Op donderdagavond belt een moeder naar de huisartsenpost voor overleg over haar zoontje Bram, 2 maanden oud. Tijdens een luierwissel heeft ze zijn temperatuur gemeten en deze is 39,0 ºC. Hij heeft goed gedronken en geplast en lacht op dit moment vrolijk naar haar. Welk beleid is in dit geval aangewezen?

    1. a.

      Geruststelling en uitleg bij welke symptomen weer contact opgenomen moet worden.

    2. b.

      Morgen beoordeling bij de eigen huisarts.

    3. c.

      Vanavond beoordeling op de huisartsenpost.

De kennistoets is gemaakt door Anne Klijnsma, werkzaam bij Huisartsopleiding Nederland. Over vragen en antwoorden wordt niet gecorrespondeerd.

FormalPara GEBRUIKTE BRONNEN

Smits M, Jansen T, Verheij R. Veranderingen in zorggebruik en urgentie op de huisartsenpost in 2013-2016. Huisarts Wet 2018;61(6).DOI:10.1007/s12445-018-0160-x.

Visie en werkwijze. NTS 2017. www.de-nts.nl

LHV. Zvw-Zorgverzekeringswet. https://www.lhv.nl/uw-beroep/wetgeving/zvw-zorgverzekeringswet.

Van der Maas J, Rutten M, Smits M, Van Boven K, Giesen P. Spoedzorg in de huisartsenpraktijk. Huisarts Wet 2018;61(2):36-43.

NHG-werkgroep Standaard Kinderen met koorts. NHG-Standaard Kinderen met koorts (derde herziening). www.nhg.org


ANTWOORDEN

1a / 2b / 3a / 4b / 5c / 6a / 7b / 8c