Skip to main content
Log in

Staatssteun in de gezondheidszorg

  • Artikelen
  • Published:
Tijdschrift voor Gezondheidsrecht

Samenvatting

Het Europese gemeenschapsrecht vormt een supranationale rechtssfeer. Supranationaal betekent dat de lidstaten van de Europese Unie bevoegdheden hebben overgedragen aan de Europese Unie. Een dergelijke beperking van de soevereiniteit wordt als problematisch ervaren op terreinen waar van oudsher toch het gevoel bestaat dat het een nationale aangelegenheid is zoals gezondheidszorgstelsels van de lidstaten. Niet alleen de lidstaten ervaren dit als problematisch, maar ook de instellingen van de Europese Unie. In de gezondheidszorgstelsels komen de sectoren gezondheidszorg en sociale zekerheid samen. Over beide sectoren bestaan maar zeer beperkte supranationale bevoegdheden van de Europese Unie. Er zijn echter onderwerpen waar de Europese Unie over bevoegdheden beschikt die rechtstreeks gevolgen kunnen hebben voor de genoemde sectoren. Zo hebben de bepalingen over het vrij verkeer van diensten in het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (EG-Verdrag) recentelijk het Hof van Justitie aanleiding gegeven een bepaling in de Ziekenfondswet, die essentieel is voor het Nederlandse naturastelsel, deels in strijd te achten met artikel 49 EG.

This is a preview of subscription content, log in via an institution to check access.

Access this article

Price excludes VAT (USA)
Tax calculation will be finalised during checkout.

Instant access to the full article PDF.

Notes

  1. Müller-Fauré/Van Riet, C-385/99.

  2. FNCE, C-354/90 en SFEI, C-39/94.

  3. Het betreft hier de uitkeringen krachtens art. 19 lid 1 Ziekenfondswet voor de ziekenfondsen en de uitkeringen krachtens art. 40 Wet financiering volksverzekeringen voor de uitvoeringsorganen AWBZ.

  4. Het betreft hier de overeenkomsten, ook wel medewerkersovereenkomsten of zorgovereenkomsten genoemd, die bedoeld worden in art. 9 lid 1 Ziekenfondswet en art. 10 lid 1 AWBZ.

  5. Het betreft hier de subsidies die het College voor zorgverzekeringen verstrekt op grond van art. 1p Ziekenfondswet.

  6. Schul, 15/81, Ryborg, C-297/89, en Klattner, C-389/95.

  7. Uit de rechtspraak van het hof kan worden afgeleid dat de betekenis van de begrippen “interne markt” en “gemeenschappelijke markt” niet wezenlijk van elkaar verschillen. Zie daarvoor, R. Barents en L.J. Brinkhorst, Grondlijnen van Europees recht, Deventer: W.E.J. Tjeenk Willink 2001, p. 289-290.

  8. Een behandeling van het staatssteunregime in dit verband is met name wel terug te vinden in V.G. Hatzopoulos, “Killing National Health and Insurance Systems but Healing Patients? The European Market for Health Care Services After the Judgments of the ECJ”, in Vanbraekel and Peerbooms, CML Rev. 2002, p. 683-729 en B.H. ter Kuile, “Onzekerheden over de invloed van Gemeenschapsrecht op de nationale gezondheidszorg”, Europese Monografieën 47, red. K.J.M. Mortelmans, Deventer: Kluwer 1997, p. 50-59.

  9. Verordening (EG) Nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van art. 93 van het EG-Verdrag (Pb. 1999, L 83, p. 1-9).

  10. Het Europese mededingingsbeleid 2001, XXXIe Verslag over het mededingingsbeleid, Europese Commissie – Directoraat-generaal concurrentie, Europese Gemeenschappen 2002, punt 323.

  11. Commissie/Frankrijk, 171/83 R, punten 10-12.

  12. Verordening (EG) nr. 994/98 van de Raad van 7 mei 1998 betreffende de toepassing van de artikelen 92 en 93 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap op bepaalde soorten van horizontale steunmaatregelen, Pb. L 142/1.

  13. Verordening (EG) nr. 69/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de minimis-steun, Pb. L 10/30.

  14. Tot op heden heeft het hof zich nog niet uitgesproken over de vraag of deze fictie zich wel verdraagt met het EG-Verdrag.

  15. Verordening (EG) nr. 70/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen, Pb. L 10/33.

  16. Roquette Frères, 138/79, punt 25; BAT en Reynolds, gevoegde zaken 142/84 en 156/84, punt 62; Ricoh, C-174/87, punt 68, Matra, C-225/91, punt 25 en België/Commissie, C-56/93, punt 11.

  17. Zie in deze zin ook R. Barents, “Nieuwe ontwikkelingen in de rechtspraak en wetgeving over staatssteun”, SEW 12 (1999) december, p. 442-456. Barents wijst in het bijzonder op het criterium van de particuliere investeerder. Zie over dit criterium paragraaf 9 van dit artikel.

  18. Uit de inhoud van art. 87 en de samenhang met de art. 88 en 89 vloeit overigens voort dat art. 87 geen rechtstreeks werkend verbod van steunmaatregelen bevat. Zie Steinike, 78/76, punten 6-10.

  19. Frankrijk/Commissie, C-241/94, punten 19 en 20; België/Commissie, C-56/93, punt 79; België/Commissie (Maribel), C-75/97, punt 24.

  20. Frankrijk/Commissie, C-241/94, punt 21; Spanje/Commissie, C-342/96, punt 23; België/Commissie (Maribel), C-75/97, punt 24.

  21. Van Tiggele, 82/77, punten 24 en 25; Sloman Neptun, C-72-73/91, punt 19; Kirsammer-Hack, C-189/91, punt 16; Viscido e.a., C-52-54/97, punt 13; Ecotrade, C-200/97, punt 35; Piaggio, C-295/97, punt 35.

  22. Höfner en Elser, C-41/90, punt 21; Poucet en Pistre, C-159/91 en C-160/91, punt 17; Fédération française des sociétés d'assurance e.a., C-244/94, punt 14 en Pavlov, gevoegde zaken C-180 tot en met 184/98, punt 74.

  23. Commissie/Italië, 118/85, punt 7; Commissie/Italië, C-35/96, punt 36 en Pavlov, gevoegde zaken C-180 tot en met 184/98, punt 75.

  24. FENIN, T-319/99, punten 35-40.

  25. Humbel, 263/86 en Müller-Fauré/Van Riet, C-385/99 voorzover het Hof daarin lijkt te suggereren dat gezondheidszorg, verleend vanwege de Staat in nationale gezondheidszorgstelsels als het Spaanse en het Britse stelsel, moet worden aangemerkt als economische activiteit. Overigens werpt laatstgenoemd arrest daarmee de vraag op of het Hof de redenering van het Gerecht van Eerste Aanleg wel zal volgen. Het Hof lijkt immers het gratis verstrekken van zorg in een nationaal gezondheidszorgstelsel als het Spaanse stelsel ook als economische activiteit aan te merken. Zie daarvoor met name de punten 99-108 in dat arrest. Overigens heeft het Hof zich nog niet expliciet uitgelaten over het gelijkstellen van economische activiteit in het kader van de vrijverkeersbepalingen en economische activiteit in het kader van de mededingingsbepalingen. Ik zie echter geen reden waarom er op dit punt een verschil zou moeten bestaan. Zie voor de convergentie tussen de toepassing van de regels van vrij verkeer en mededinging in het algemeen K. Mortelmans, “Towards convergence in the application of the rules on free movement and on competition?”, CML Rev. 2001, p. 613-649.

  26. Zie Fédération française des sociétés d'assurance e.a., C-244/94, punt 21, de conclusie van AG Jacobs in C-218/00, Cisal di Battistello Venanzio, punt 71 en de uitspraak van 1 augustus 2002 van het Appeal Tribunal van de Britse Competition Commission in de zaak Bettercare Group Ltd. vs. Director General of Fair Trading, § 189 e.v. (http://www.competition-commission.org.uk/appeals/current.htm). In laatstgenoemde zaak lag de vraag voor in hoeverre een “local authority” in het kader van het Noord-Ierse “national health system” bij de inkoop van zorg (contracting out) als onderneming moest worden aangemerkt. De Britse Competition Act 1998 hanteert ook hetzelfde ondernemingsbegrip als het EG-Verdrag.

  27. Zie ook A. Winterstein, “Nailing the Jellyfish: Social Security and Competition Law”, European Competition Law Review 1999, p. 324-333.

  28. In het arrest FENIN (T-319/99) is het Gerecht erg summier over de feiten in Spanje. Het is daarom wel noodzakelijk de overwegingen van het Gerecht met de nodige voorzichtigheid te beschouwen. Ter discussie stond ook niet primair de Spaanse situatie als wel de beschikking van de Commissie.

  29. In 1993 overwoog het Hof (Poucet en Pistre, C-159/91 en C-160/91, punt 18) dat bepaalde Franse ziekenkassen of de organen die meewerken aan het beheer van de openbare dienst van de sociale zekerheid, een taak vervullen van zuiver sociale aard. Hun werkzaamheid berust immers op het beginsel van nationale solidariteit en mist ieder winstoogmerk. De betaalde uitkeringen zijn wettelijke uitkeringen, die niet afhangen van het bedrag van de premies. Hieruit volgt, dat die werkzaamheid geen economische activiteit is en dat de ermee belaste organen geen ondernemingen zijn. Belangrijke verschillen van de Nederlandse ziekenfondsen en uitvoeringsorganen AWBZ met de Franse ziekenkassen zijn echter dat daarin geen zorginkoopactiviteiten voorkwamen en dat (voor wat betreft de ziekenfondsen) in die Franse casus geen nominale premie bestond.

  30. Over het solidariteitsbeginsel overwoog het Hof in Poucet en Pistre onder andere: “dat de solidariteit in het stelsel van ziekte- en moederschapsverzekering tot uiting komt in het feit dat dat stelsel wordt gefinancierd door bijdragen die evenredig zijn aan de hoogte van het arbeidsinkomen of het ouderdomspensioen – enkel degenen die een invaliditeitspensioen genieten, en gepensioneerde verzekerden met buitengewoon bescheiden middelen zijn van premiebetaling vrijgesteld –, terwijl de uitkeringen voor alle verzekerden gelijk zijn. Voorts behouden degenen die niet meer bij het stelsel zijn aangesloten, gedurende een jaar hun recht op uitkeringen om niet. Deze solidariteit impliceert een herverdeling van inkomens tussen de meest welgestelden en degenen die, gezien hun middelen en gezondheidstoestand, bij gebreke van een dergelijke regeling van de noodzakelijke sociale bescherming verstoken zouden blijven.” (punt 10).

  31. Cisal di Battistello, C-218/00, punt 37-38.

  32. Cisal di Battistello, C-218/00, punt 44.

  33. Poucet en Pistre, C-159/91 en C-160/91 en met name Cisal di Battistello, C-218/00.

  34. Cisal di Battistello, C-218/00, punt 43 en 44.

  35. We hebben het dan over de hulpmiddelen genoemd in de Regeling hulpmiddelen 1996. Levering van medische hulpmiddelen door instellingen als ziekenhuizen vallen daar niet onder.

  36. G.J.A. Hamilton trok deze conclusie al naar aanleiding van het arrest Poucet en Pistre in zijn annotatie bij dat arrest in RZA 1993, nr. 94. In hun annotatie bij het arrest FENIN in Ars Aequi (juni 2003) komen J.W. van de Gronden en K.J.M. Mortelmans overigens tot de conclusie dat, gelet op dit arrest, bij de huidige stand van zaken uitvoeringsorganen AWBZ (zorgkantoren) geen ondernemingen zijn. Gelet op de marktprikkels voor ziekenfondsen zijn zij van oordeel dat ziekenfondsen ondernemingen zijn. Van de Gronden en Mortelmans houden de besluiten van de d-g NMa uitgebreid tegen het licht van het arrest FENIN. Om die reden ga ik er verder hier niet op in.

  37. AOK Bundesverband e.a., C-264/01, C-306/01, C-354/01 en C-355/01, punten 25-42.

  38. Alleen voor wat betreft de inkoop van hulpmiddelen en zorg bij vrijgevestigde psychiaters omdat daarvoor maximumtarieven gelden en geen contracteerplicht geldt. Deze stelling lijkt echter, gelet op het arrest FENIN, niet houdbaar. Mogelijk echter dat het Hof er anders over denkt.

  39. Zie met name voor wat betreft ziekenfondsen het besluiten van de d-g NMa in zaak 1165, ANOZ-ANOVA/ZAO van 29 december 1998, in zaak 882/44, Amicon en in zaak 407/49, Texincare en Tevic t. Amicon van 18 juni 1999. Voor wat betreft de uitvoeringsorganen AWBZ zie met name het besluit van de d-g NMa in zaak 181, Zorgkantoren van 10 maart 2000. Voor een korte uiteenzetting van het begrip onderneming in de Nederlandse zorgsector met de relevante besluiten van de d-g NMa verwijs ik naar de Richtsnoeren voor de zorgsector van de NMa, randnummers 51-56 (www.nmanet.nl). Zie ook J.W. van der Gronden, “Richtsnoeren voor de zorgsector: codificatie van de NMa-beleidspraktijk”, Markt & Mededinging 2003, nr. 2, p. 36-53, en J.W. van de Gronden en K.J.M. Mortelmans, “Is een inkoper van medische hulpmiddelen een onderneming in de zin van het EG-mededingingsrecht?”, annotatie in Ars Aequi (juni 2003).

  40. Het is niet ongebruikelijk in een naturaverzekering dat de verzekeraar (deels) zelf zorg levert. Art. 42 van de Ziekenfondswet bevat echter een algemeen verbod daarop met uitzondering van het in gebruik geven van hulpmiddelen. Ontheffing wordt verleend voor een apotheek en huisartsenzorg. Voorts zijn er plannen voor het opheffen van het verbod van “eigen instellingen” voor een groot aantal zorgvormen.

  41. Zie in dit verband met name de zaken Müller-Fauré/Van Riet, C-385/99, Ambulanz Glöckner, C-475/99, Veedfald, C-203/99, Smits/Peerbooms, C-157/99, Vanbraekel, C-368/98 en Pavlov, gevoegde zaken C-180 tot en met 184/98, waaruit blijkt dat gezondheidszorg als economische activiteit wordt aangemerkt. Zie ook V.G. Hatzopoulos, “Killing National Health and Insurance Systems but Healing Patients? The European Market for Health Care Services After the Judgments of the ECJ”, in Vanbraekel and Peerbooms, CML Rev. 2002, p. 683-729.

  42. Commissie/Italië, C-35/96, punten 37 en 38 en Pavlov, gevoegde zaken C-180 tot en met 184/98, punt 76.

  43. Smits/Peerbooms, C-157/99, punt 58.

  44. Zie ook J.W. van der Gronden, “Richtsnoeren voor de zorgsector: codificatie van de NMa-beleidspraktijk”, Markt & Mededinging 2003, nr. 2, p. 36-53.

  45. Zie de Richtsnoeren voor de zorgsector van de NMa, randnummers 51-56 (www.nmanet.nl).

  46. Het Europese mededingingsbeleid 2001, XXXIe Verslag over het mededingingsbeleid, Europese Commissie – Directoraat-generaal concurrentie, Europese Gemeenschappen 2002, punt 320.

  47. Vademecum communautaire regels voor steunmaatregelen van de staten, 1 januari 1999, zie http://europa.eu.int/comm/competition/state_aid/others/vademecum/vademecum_nl.pdf.

  48. België/Commissie (Maribel), C-75/97, punt 33 en Duitsland/Commissie, 248/84, punt 18.

  49. België/Commissie (Maribel), C-75/97, punt 33 en Italië/Commissie, 173/73, punt 15.

  50. Ladbroke Racing, T-67/94, punt 79.

  51. Frankrijk/Commissie, C-241/94, punten 23 en 24.

  52. Van Tiggele, 82/77, punten 24-25; Sloman Neptun, C-72-73/91, punt 19; Kirsammer-Hack, C-189/91, punt 16; Viscido e.a., C-52/-54/97, punt 13; Ecotrade, C-200/97, punt 35; Piaggio, C-295/97, punt 35; PreussenElektra, C-379/98, punt 58.

  53. Nederland/Commissie, C-382/99, punt 60; Duitsland/Commissie, C-156/98, punt 25; België/Commissie, C-75/97, punt 23 en Banco Exterior de España, C-387/92, punt 13.

  54. Viscido, C-52-54/97, punt 14.

  55. PreussenElektra AG, C-379/98.

  56. Italië/Commissie, 173/73, punt 16.

  57. Ladbroke Racing, C-83/98 P, punt 50; Air France, T-358/94, punt 67.

  58. Dat is de solidariteitsbijdrage die de particuliere ziektekostenverzekeraars innen van hun verzekerden op grond van de Wet medefinanciering oververtegenwoordiging oudere ziekenfondsverzekerden.

  59. Zie bijvoorbeeld het Besluit vaststelling rijksbijdrage ziekenfondsverzekering 1997 (Stb. 1998, 272) waarin een kleine 3 miljard euro aan rijksbijdrage werd vastgesteld.

  60. Ingevolge art. 1 lid 1 onder h AWBZ is een uitvoeringsorgaan: een ziekenfonds, een ziektekostenverzekeraar en een uitvoerend orgaan. Met ziektekostenverzekeraar wordt particuliere ziektekostenverzekeraar bedoeld en met uitvoerend orgaan wordt bedoeld een orgaan, dat een publiekrechtelijke ziektekostenregeling voor ambtenaren uitvoert.

  61. Een tarief waarvan, anders dan bij een maximumtarief, niet kan worden afgeweken.

  62. Zie bijvoorbeeld het nieuwsbericht van het CTG “Steun CTG voor Utrechtse thuiszorginstelling Vitras” van 17 september 2001, VRL http://www.ctgzorg.nl/nieuws/7-1-2-nieuws_presentatie.asp?nieuwsitem=94.

  63. PreussenElektra AG, C-379/98.

  64. Zie in dit verband ook H.H.B. Vedder, “Verwijderingssysteem voor autowrakken houdt geen staatssteun”, in NTER, juni 2002, nr. 6, p. 145-147.

  65. Ecotrade, C-200/97, punt 34; België/Commissie (Maribel), C-75/97, punt 23; SFEI e.a., C-39/94, punt 60; Spanje/Commissie, C-342/96, punt 41.

  66. Het Europese mededingingsbeleid 1999, XXIXe Verslag over het mededingingsbeleid, Europese Commissie – Directoraat-generaal concurrentie, Europese Gemeenschappen 2000, punt 235.

  67. FFSA e.a., T-106/95, punten 178 en 199. Zie ook E. Steyger, “Staatssteun als breekijzer in het publiek domein”, Nederlands tijdschrift voor bestuursrecht 2000/10, p. 309-315. Voor genoemd arrest werd overigens aangenomen dat de compensatie voor een publieke taak geen economisch voordeel was.

  68. Ferring SA, C-53/00.

  69. Punt 17.

  70. Zie AG Léger in zijn conclusies van 19 maart 2002 en 14 januari 2003 in de zaak Altmark (C-280/00), AG Jacobs in zijn conclusie van 30 april 2002 in de zaak GEMO (C-126/01) en AG Stix-Hackl in haar conclusie van 7 november 2002 in de zaak Enirisorse (gevoegde zaken C-34/01 tot en met C-38/01). In de zaak Altmark werd zelfs de mondelinge behandeling heropend. Het Hof heeft inmiddels op 24 juli 2003 het arrest gewezen, waarin een genuanceerde lijn wordt gekozen. In dit artikel heb ik geen rekening met dit arrest kunnen houden.

  71. Zie hieronder en zie in deze zin ook J.W. van der Gronden, “Richtsnoeren voor de zorgsector: codificatie van de NMa-beleidspraktijk”, Markt & Mededinging 2003, nr. 2, p. 36-53.

  72. Richtlijn 80/723/EEG van de Commissie van 25 juni 1980 betreffende de doorzichtigheid in de financiële betrekkingen tussen lidstaten en openbare bedrijven en de financiële doorzichtigheid binnen bepaalde ondernemingen (Pb. L 195 van 27-7-1980, p. 35). De richtlijn is ingrijpend gewijzigd bij Richtlijn 2000/52/EG van 26 juni 2000 (Pb. L 193 van 29-7-2000, p. 75)

  73. België/Commissie, C-142/87, punt 43; Spanje/Commissie, C-278-280/92, punten 40-42.

  74. Frankrijk/Commissie, 259/85, punt 24; Italië/Commissie, C-303/88, punt 27.

  75. Philip Morris, 730/79, punt 11.

  76. Italië/Commissie, C-303/88, punt 27.

  77. Produits Bertrand, 40/75 (het ging hier om pasta); Benedetti, 52/76 (het ging hier om meel).

  78. Zie Benedetti, 52/76.

  79. Hooguit zou deze uitzondering een rol kunnen spelen als de vraag opkomt of het verlenen van een persoonsgebonden budget indirecte staatssteun oplevert voor ondernemingen die zorg verlenen waarop dat budget betrekking kan hebben.

  80. Art. 86 lid 2 EG luidt: De ondernemingen belast met het beheer van diensten van algemeen economisch belang of die het karakter dragen van een fiscaal monopolie, vallen onder de regels van dit Verdrag, met name onder de mededingingsregels, voorzover de toepassing daarvan de vervulling, in feite of in rechte, van de hun toevertrouwde bijzondere taak niet verhindert. De ontwikkeling van het handelsverkeer mag niet worden beïnvloed in een mate die strijdig is met het belang van de Gemeenschap.

  81. Frankrijk/Commissie, C-332/98, punt 31 en FFSA e.a., T-106/95, punt 172.

  82. Zie ook R. Barents, “Nieuwe ontwikkelingen in de rechtspraak en wetgeving over staatssteun”, SEW 12 (1999) december, p. 442-456.

  83. Zie de conclusie van AG Léger in de zaak Wouters (C-309/99), punt 157.

  84. BRT II, 127/73, punt 20 en Ahmed Saeed Flugreisen, 66/86, punt 55.

  85. Züchner, 172/80, punt 7 en GVL/Commissie, 7/82, punten 29-32.

  86. Zie ook H.E. Akyürek-Kieviets, Tussen protectie en concurrentie, Europese Monografieën 56, Deventer: Kluwer 1998, p. 36-37.

  87. Commissie/Frankrijk, C-159/94, punt 66.

  88. Almelo, C-393/92, punt 47.

  89. Commissie/Frankrijk, C-159/94, punt 66.

  90. Albany, C-67/96, punten 98-111. Zie ook L. Gyselen, annotatie bij Albany, Brentjens, C-115/97 tot en met C-117/97 en Drijvende Bokken, C-219/97 in CML Rev. 2000, p. 425, met name op p. 445.

  91. Merci convenzionali porto di Genova, C-179/90, punt 27, GT-Link, C-242/95, punt 53 en Corsica Ferries, C-266/96, punt 45.

  92. Corbeau, C-302/91, punt 19.

  93. Corsica Ferries, C-266/96, punt 45.

  94. Corsica Ferries, C-266/96, punt 60. De kenmerken van een openbare dienst zijn volgens het Hof in die overweging: universaliteit, continuïteit, voldoen aan vereisten van openbaar belang, reglementering en toezicht door de overheid.

  95. H.E. Akyürek-Kieviets, Tussen protectie en concurrentie, Europese Monografieën 56, Deventer: Kluwer 1998, p. 38-39. Overigens heeft de Commissie de bevoegdheid op grond van art. 86 lid 3 te komen met richtlijnen of beschikkingen gericht tot de lidstaten om de toepassing van art. 86 te bewaken. Voorbeelden daarvan zijn de eerder genoemde Transparantierichtlijnen een aantal richtlijnen over telecommunicatie.

  96. Frankrijk/Commissie, C-202/88, punt 12 en Albany, C-67/96, punt 103.

  97. Ambulanz Glöckner, C-475/99, punt 55.

  98. Commissie/Frankrijk, C-159/94, punten 59 en 95 en Pavlov, gevoegde zaken C-180 tot en met 184/98, punt 107.

  99. Pavlov, gevoegde zaken C-180 en 184/98, punt 107. AG Léger wijst er in voetnoot 169 bij zijn conclusie in de zaak Wouters (C-309/99) op dat het Hof met het arrest Pavlov zijn eisen betreffende de vierde voorwaarde aanmerkelijk heeft versoepeld. Aanvankelijk verlangde het Hof immers het bewijs dat de toepassing van de mededingingsregels onverenigbaar was met de uitoefening van de bijzondere taak van de onderneming. Hij wijst daarbij op de zaken Sacchi, 155/73, punt 15; CBEM, 311/84, punt 17, Höfner en Elser, C-41/90, punt 24, en ERT, C-260/89, punt 33.

  100. Ambulanz Glöckner, C-475/99, punt 57 en Corbeau, C-302/91, punten 16 en 17.

  101. Ambulanz Glöckner, C-475/99, punt 57, Almelo, C-393/92, punt 49 en Corbeau, C-302/91, punt 14.

  102. Sydhavnens Sten & Grus, C-209/98, punt 80.

  103. Ambulanz Glöckner, C-475/99, punten 52-55.

  104. AOK Bundesverband e.a., C-264/01, C-306/01, C-354/01 en C-355/01, punten 95 en 101.

  105. Zie ook J.W. van der Gronden, “Richtsnoeren voor de zorgsector: codificatie van de NMa-beleidspraktijk”, Markt & Mededinging 2003, nr. 2, p. 36-53.

  106. C-309/99, punten 172-178.

Author information

Authors and Affiliations

Authors

Additional information

M.T. de Gans is werkzaam bij de directie Wetgeving en Juridische Zaken van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Dit artikel is op persoonlijke titel geschreven. Hij dankt C.A. Grezel, J.W. van de Gronden en G.J.A. Hamilton voor hun nuttige suggesties over een eerdere versie van dit artikel.

Rights and permissions

Reprints and permissions

About this article

Cite this article

de Gans, M.T. Staatssteun in de gezondheidszorg. TGVR 27, 138 (2003). https://doi.org/10.1007/BF03055941

Download citation

  • DOI: https://doi.org/10.1007/BF03055941

Navigation